De artilleriekazerne in Schwerin, gebouwd tussen 1856 en 1861, heeft de stijl van middeleeuwse vestinggebouwen en is een opvallend voorbeeld van 19e-eeuwse militaire architectuur. De open locatie op de Ostorfer Berg en het architectonische ontwerp benadrukken de politieke stabiliteit van de monarchie in een tijd van sociale onrust.
De artilleriekazerne in Schwerin, gebouwd tussen 1856 en 1861 onder leiding van militair architect Ludwig Wachenhusen, weerspiegelt de stijl van middeleeuwse vestinggebouwen en heeft een opvallende visuele en stedelijke betekenis. De locatie op de Ostorfer Berg benadrukt de strategische relevantie van de garnizoensplaats tijdens de planning van de nieuwbouw en uitbreiding van de residentie Schwerin. De kazerne moest niet alleen de militaire soevereiniteit belichamen, maar ook een politiek stabiliserend effect hebben. De architectuur, met zijn indrukwekkende zichtlijnen naar het paleis en de Oude Tuin, vertoont een opvallende gelijkenis met het arsenaal dat in 1840-1844 op Pfaffenteich werd gebouwd, inclusief het fortachtige complex met meerdere vleugels en benadrukte gevels.
Binnen in de kazerne was er op de begane grond ruimte voor wel 100 paarden, wagens en kanonnen. De hoektorens dienden als woningen voor officieren en hun gezinnen. In de gewelfde kelder bevonden zich de keuken, eetzalen en wasruimtes, terwijl de zolderruimtes werden gebruikt als droogruimtes en slaapzalen tijdens manoeuvres. De speciale Pruisische gewelfde plafonds en de doordachte kamerindeling maken de artilleriekazerne tot een van de laatste volledig bewaard gebleven exemplaren in zijn soort in Duitsland.
Tegenwoordig zijn hier het belastingkantoor en kamers van het Archeologisch Staatsmuseum gevestigd.