Het eiland heeft een oppervlakte van 54 hectare in de zuidelijke Oostzee, waar zich een levendige flora en fauna heeft ontwikkeld. Geen enkel ander Duits eiland in de Oostzee ligt verder weg van de kust van het vasteland.
Als overblijfsel van de laatste ijstijd is het eiland met zijn bossen, struikgewas en uitgestrekte stranden nu een eldorado voor natuurliefhebbers. De eerste bewoners arriveerden al in de 13e eeuw op de Oie. Ooit behoorde het tot Wolgast, maar in 1291 werd het door de stad Greifswald gekocht en gebruikt als zomerweide voor het fokken van paarden. In de vorige eeuw werd de Oie van Greifswald aan het begin van de oorlogsvoorbereidingen tot verboden militair gebied verklaard, zodat er talrijke raketlanceringen konden worden uitgevoerd. Later verplaatste de DDR ongeveer 30 soldaten van de grensbewakingseenheid naar het eiland. Nu is er een biologisch station gevestigd voor wetenschappelijk onderzoek naar vogeltrek. De Duitse maritieme zoek- en reddingsvereniging heeft ook een van haar reddingskruisers in de haven gestationeerd.
De bijna 50 meter hoge vuurtoren, gebouwd in 1853, torent boven het eiland uit. Zijn baken wijst de scheepvaart vandaag de dag nog steeds de weg. Het licht reikt 50 kilometer de Oostzee in en overtreft daarmee alle andere vuurtorens in Mecklenburg-Vorpommern. Het baken is ook het enige linksdraaiende baken in het hele Oostzeegebied. Het monumentale gebouw kan in de zomer worden beklommen.
Dagjesmensen kunnen het eiland bereiken met de excursieboot vanuit Peenemünde en Freest. Het hele gebied is echter aangewezen als natuurreservaat. Daarom is het aantal bezoekers beperkt tot maximaal 50 personen per dag. Wandelen is alleen mogelijk op twee bewegwijzerde paden en bezoekers moeten de Greifswalder Oie na twee uur verlaten.